Oh Willy...
Willy keert terug naar de nudistenkolonie waar zijn moeder haar laatste adem uitblaast. Verward door herinneringen en naakte bewoners loopt hij verloren en belandt in de wildernis die grenst aan het domein. Daar ontmoet hij een vreemd wezen waarmee hij een band opbouwt die elke verbeelding overstijgt.
Wol in al haar dubbelzinnige, trauma-verhullende zachtheid; naakt in al zijn kwetsbare glorie; poppen die de grilligheid en groei van de mens weerspiegelen. Met Oh Willy… spinde het duo Emma De Swaef en Marc James Roels een surrealistische stop-motionparel over eenzaamheid en rouw.
In zijn onvatbare meesterwerk La double vie de Véronique (1991) introduceert Krzysztof Kiéslowski een mannelijke tegenspeler van Irène Jacob via een betoverende scène waarin Véronique met haar leerlingen een poppenshow bijwoont. Een paar handen haalt een pop van een elegant danseresje uit een rode doos. Kinderhoofdjes in het publiek zigzaggen om het schouwspel beter te kunnen zien. Het poppenmeisje sterft, om daarna te herrijzen als een soort engel. Het hele gebeuren heeft iets inherent droevig maar ook fascinerend, alsof de pop meer waarachtige emoties toont dan de menselijke toeschouwers. Diezelfde enigmatische tristesse zit ook in Oh Willy… , de allereerste professionele kortfilm van de “wollen poppenspel” tandem Emma De Swaef en Marc James Roels, die intussen helemaal doorbrak met het ironisch knuffelbare Ce magnifique gâteau (2018), een wonderlijke reflectie over het koloniale verleden van België.
Een deurkader in een met zomerlicht gevulde huiskamer onthult een keukentje waarin een naakte, oudere vrouw enkele kopjes wegbergt. Met een dienblad in de handen begint ze ongecontroleerd te beven tot ze neerzijgt. Het levenslicht verlaat haar na een korte doodsstrijd. Het daaropvolgende beeld laat een foto zien van de kleine, onschuldige Willy in het bijzijn van een geitje. Jaren later is Willy een zachtaardige man – niet alleen door het materiaal waaruit hij is opgemaakt (wol en een kern van glasvezel), maar ook omdat hij muren rond zich optrekt en het leven verstild doorbrengt. Bang van agency, bang om de wereld tegemoet te treden met de borst vooruit. De nudistenkolonie waar hij opgroeide in de warmte van zijn moeders boezem, vormde een veilige gemeenschap waarin hij goed gedijde. Een wollen koninkrijk, weliswaar met een stalen poort.
Willy is de antithese van een modern filmpersonage. Met z’n bolle wangetjes, uitpuilende buik, gebogen rug en hoge dosissen escapisme en dromerigheid is hij een manchild wachtend om verteerd en uitgespuwd te worden door de boze buitenwereld. Na de dood van zijn moeder vindt hij troost in een rouwtrip langs magisch-realistische landschappen. Zoals zovelen hengelt Willy naar vrijheid – niet onlogisch dat De Swaef en Roels hun verhaal plaatsen in een nudistenkolonie.
De mix van surrealisme en magisch realisme past naadloos in een rijke Belgische traditie. In de eerste plaats is het duo schatplichtig aan animatiefilmpionier Raoul Servais, de recent overleden “Tovenaar van Oostende”, die zich een hele carrière lang plaatste tussen magie en (sur)realisme met films als Chromophobia (1965), Operation X-70 (1971) en de ambitieuze langspeler Taxandria (1994). Maar ook tussen het werk van schilders René Magritte en Paul Delvaux of schrijvers Johan Daisne en Hubert Lampo misstaan de films van De Swaef-Roels hoegenaamd niet. Licht absurd, maar nooit ver verwijderd van diepmenselijke emoties bewijst hun filmografie tevens dat het banale en het poëtische hand in hand gaan. Oh Willy… bevat evenveel bloot en kots als feeërieke dromen, zwarte humor en grootse ideeën. De filmmakers vonden inspiratie in het werk van Diane Arbus, die in de jaren ’60 naar nudistenkampen trok en die levensstijl onomwonden fotografeerde. Het resultaat was even alledaags als confronterend en deed het banale haast reactionair lijken.
Het avontuur van Willy borduurt voort op het hoofdpersonage en de geplante zaadjes in De Swaefs afstudeerfilm Zachte planten (2008), een korte docu over een ouwe, eenzame ambtenaar die zijn heil zoekt in het laten afdwalen van zijn gedachten naar een donker, magisch bos. Het snakken naar geborgenheid en het volharden in passiviteit (en soms in gespeelde onschuld) lopen als een rode (wol)draad doorheen het oeuvre van de filmmakers. In Ce magnifique gâteau! hult elk van de vijf hoofdpersonages zich in zelfbeklag, al zijn ze bewust of onbewust toch in staat om koloniale wreedheden te begaan. En in het door Netflix geproduceerde The House (2022) – waarvan Emma De Swaef en Marc James Roels het eerste deel regisseerden – laat een gezin zich wijsmaken dat ze zonder voorwaarden, zomaar een gigantisch gotisch huis cadeau krijgen. Om de tuin geleid en verraden door hebzucht leidt dat hen tot zelfdestructie. Enkel de kinderen ruiken onraad. Infantiliteit is af en toe een zegen, zoals bij Willy, die een wollen speelbal lijkt maar uiteindelijk toch verbintenis vindt – weliswaar met een harig wezen wiens anarchisme en onvoorspelbaarheid Willy laten openbloeien.
Bij animatiefilms staat het narratief niet los van het materiaal waaruit de film is opgetrokken. De wollen wereld van Oh Willy… biedt een verraderlijke veiligheid. Zacht, schattig, tastbaar, maar tegelijk worden hardere thema’s ontrafeld, van kwetsbaarheid tot intens verdriet. Die spanning tussen materiaal en inhoud zorgt voor een eigenaardige sfeer. Oh Willy… is evenwel geen provocerende animatiefilm met wollen nudisten, maar veeleer een rijke studie van iemand die verloren loopt in eenzaamheid en rouw. De intimistische introspectie contrasteert met de grandeur van sommige sets, en met het epische “Vorspiel” van Wagners Das Rheingold. Wat opvalt, is dat De Swaef en Roels een universum creëren waar de bevolking én het bouwmateriaal imperfect mogen zijn. Het is in de tussenruimte tussen texturen, tussen imperfectie en noodgedwongen groeien dat Oh Willy… excelleert. In Willy’s wereld is alles zacht en warm, bevreemdend én bevrijdend. Willy en het danseresje uit de rode doos van Kiéslowski tonen dat poppen niet enkel kinderen, maar elk van ons wat kunnen leren. Ze zijn een onbeschreven blad waarop wij onze waarden en fascinaties projecteren. Als onze mijmeringen dan af en toe wollig klinken, dan is dat maar zo.
Een vrouw struikelt terwijl ze zich door het huis haast. Ze staat op om te ontdekken dat haar huis ongewone kenmerken heeft — het is opgebouwd uit paradoxen, gevuld met illusies en bedekt met patronen.