Terril
Mike komt weer thuis in Genk. Hij zoekt een plaats binnen de sociale dynamieken van zijn familie en vrienden. Het mijnlandschap in Genk zorgt voor onverwachte openingen. In de postindustriële mijnstad Genk ontdekt de film masculiene dynamieken in een arbeidersfamilie. Terwijl we tussen deze sociale codes bewegen, ontdekken we verborgen kwetsbaarheid en intimiteit.
Terril van Jorn Plucieniczak opent met het enige interieur shot in de film. Het silhouet van een brede man staat vertwijfeld in een donkere kamer. Hij schuift een gordijn opzij, gluurt even naar buiten door een spleet die verdacht weinig licht doorlaat. Hoewel de rest van de film zich in de buitenlucht afspeelt, zetten de onheilspellende muren van deze kamer de toon: het gevoel opgesloten te zitten zet zich voort in de hoofden van de personages.
Diezelfde man wordt verwelkomd door een groep vrienden en familie. Waar hij precies vandaan komt blijft onduidelijk. Ze kauwen op gebarbecuede kip, vertellen elkaar sterke verhalen, steken nog een sigaret op, overwegen een extra bak bier. De setting van deze hereniging is het oude mijngebied rondom Genk — een voor Plucieniczak bekende omgeving. Hij groeide er op en maakte er de film +6 Gain, die zich ook situeert in de onbestemde tussenruimtes van het gedeïndustrialiseerde gebied.
Zo nu en dan lost de groep een betekenisvolle opmerking die hint naar het gedeelde verleden: ze praten over een bebloed shirt, over nog een keer de bak in vliegen, over een ongewenste dochter. Maar wat Plucieniczak vooral toont is het zwijgen. In de door Grimm Vandekerckhove teder gefilmde beelden zien we de mannen met over elkaar geslagen armen in de leegte turen. Hun gespierde ledematen zijn stug in houding en tegelijk zacht in textuur; alsof de donzige haartjes rondom de stoere tatoeages hun kwetsbaarheid verklappen.
Het niet-tonen wordt doorgezet in de scherpte-diepte. De mannen worden losgetrokken uit hun omgeving, steken scherp af tegen de wazige achtergrond. Die onscherpte krijgt betekenis op het moment dat er gezamenlijk geswipet wordt op het tinderprofiel van een van de jongens. Het scherm van de telefoon is te wazig om te kunnen zien welke vrouwen erop passeren. Het is duidelijk welk standpunt de maker inneemt ten opzichte van het privéleven van de mannen: niet tekijkstellend, maar eerder beschermend.
Tegen het einde van de film rijden we weg van de samenkomst. Laaghangende bomen over het bospad bedekken de lucht, met dezelfde dreigende toon als in het openingsbeeld. We komen uit bij een weids, desolaat veld. Van alle beelden in de film is dit de minst beklemmende, alsof de muren van de film op het punt staan om te vallen. Twee mannen, vermoedelijk vader en zoon, zitten verstild op een bankje. De vader kijkt de verte in, de zoon ligt met zijn hoofd op zijn vaders schoot. Als Terril gaat over de claustrofobische kooi die mannelijkheid kan zijn, dan eindigt de film met een kleine toenadering, weg van de masculiene hardheid.