Oiseau de passage
Wandering Bird
Er drijft een lichaam in het water. Een vreemde vogel zingt een lied, herinneringen komen terug tot leven. “Waar was jij toen ik wanhopig was?”, vraagt de vriend. Een film over horen en luisteren, over vergiffenis en afscheid.
Vroeg of laat worden we allemaal mensen die achterblijven. Dan rest enkel de herinnering, een vluchtige maar helende pleister op een wonde die uitpuilt van littekenweefsel. Enkel Charon en zijn discipelen zijn bevoorrecht (of vervloekt) om te schipperen tussen leven en dood en enkel zij kunnen hun afscheidnemende passagiers ultiem nog uithoren over hun waaroms. “Waarom, beste vriend?” Wij daarentegen, stervelingen gedwongen te leven, blijven achter met vraagtekens, schuldgevoelens en twijfels. Rouw, zoals men dat noemt. Niemand ontsnapt eraan. De dood is even menselijk als het leven.
In Victor Dupuis’ meditatieve en verzoenende afstudeerfilm Oiseau de passage resoneren dood en herinneringen in de soundscape van een vredige poel. Alhoewel, het stromende water op de geluidsband worstelt fors met krekels, windstoten en kikkers. En dan doet de dood zijn intrede: te midden deze verraderlijke Tuin van Eden drijft het lijk van een jongeman. Later klinken de klanken op diezelfde plek heel wat kalmer. Hoofdpersonage Rémy registreert de geluiden met professioneel opnamemateriaal, net Gene Hackman in The Conversation maar dan in een rustiger, natuurlijker en niet-gedramatiseerde omgeving. Ook valt uit deze smeltkroes van geluiden geen geheim of misdaad te distilleren. Er is al helemaal geen paranoia. Enkel spijt en schuld. En misschien vergiffenis. Aan de oever verschijnt geruisloos Rémy’s vriend, in een jas die riekt naar de dood.
De band tussen het duo wordt nooit expliciet. Hun lichaamstaal verraadt hun connectie niet, de nochtans tactiele beeldvoering evenmin. Alsof beide mannen zelfs na een stille tragedie te timide zijn om toe te geven aan … Ja, waaraan eigenlijk? De twee zijn uit elkaar gerukt. Beiden voelen zich onbegrepen. Rémy wentelt zich in schuld en boete. Hij is elk van ons die rouwt, grossierend in twijfel, turend in een afgrond die weinig antwoorden biedt. Dat de twee uiteindelijk samen luisteren en geluiden registreren is een inzichtelijke metafoor die verlossing brengt. Samen luisteren om irrationele schuldgevoelens kwijt te schelden. Dupuis zet in op het contemplatieve en het licht surrealistische, waardoor hij een zachtere, en misschien wel rakere, post mortem versie maakt van Lukas Dhonts Close.
Dupuis won met deze film op Film Fest Gent de publieksprijs voor beste Belgische studentenkortfilm. Zijn klankband is daar niet vreemd aan: geluid als heel- en bindmiddel legt (collectieve) herinneringen bloot. Met zijn gevoel voor stilte, minutieuze natuurgeluiden en onderzoek naar herinneringen doet Oiseau de passage ook denken aan Apichatpong Weerasethakuls sonorisch enigma Memoria, waarin Tilda Swinton als botanist in Bogotá generationele en landelijke trauma’s internaliseert. Echo’s uit heden en verleden versmelten in geluidsgolven die zich niet makkelijk laten duiden. Zowel Dupuis als Joe (de roepnaam van de Thaise regisseur) gebruiken cinema die niet enkel toont, maar ook laat horen. Het scenaristenmantra show, don’t tell wordt zo listen, and heal.
Met een serene ingetogenheid evoceert Dupuis een hechte band die door een onverklaarbare dood gebukt gaat onder intense schuldgevoelens. De in Frans-Vlaanderen geboren regisseur grijpt daarvoor terug naar persoonlijke herinneringen. In 2013 werd zijn peetvader dood aangetroffen in de tuinvijver. De toen zestienjarige Dupuis werd overweldigd door de complexe emoties die gepaard gaan met verlies. Bovendien stak de aspirant-filmmaker nadien al zijn energie in zijn studies in Brussel, ook al betekende dat het verwaarlozen van het thuisfront. In die optiek lijkt Oiseau de passage een terugblik en een toenadering tot zijn geliefden. Zijn verhaal is een universeel, louterend filmgedicht, maar ook een daad van verlossing. Wanneer het lijk finaal uit beeld verdwijnt, blijven de vogels zingen. Het water stroomt. De wind streelt de bladeren, en wij luisteren.