
À l'usage des vivants
In 1998 stierf Semira Adamu, een twintigjarige Nigeriaanse vrouw, op Belgische bodem, door verstikking onder een politiekussen tijdens repatriëringspoging. Twintig jaar later vertellen twee vrouwen hun verhaal.
22 september 1998 is een zwarte dag in de Belgische geschiedenisboeken. De twintigjarige asielzoeker Semira Adamu sterft bij haar zesde repatriëringspoging nadat ze door verschillende rijkswachters in een kussen wordt gestikt op het vliegtuig naar Nigeria, en in een coma belandt. De beruchte ‘kussenmethode’ was een aanbevolen manier om opstandige asielzoekers te kalmeren, en had die dag fatale gevolgen. Aan de hand van verschillende bronnen en eigen opnames reconstrueert Pauline Fonsny de tragische gebeurtenis in A l’usage des vivants.
Fonsny’s grootste verdienste is de poëtische diversiteit van haar reconstructie. De neergeschreven getuigenis van Semira, vertolkt door de Nigeriaanse Obi Okigbo, en de teksten van dichteres Maïa Chauvier vormen daarbij de rode draad. Eigen opnames rond het beruchte repatriëringscentrum 127bis in Steenokkerzeel en enkele archiefbeelden en -geluiden vullen het vrouwelijke vertelduo aan.
De Waalse filmmaker sleept ons gedurende bijna een halfuur tergend traag mee in het tragische verhaal van Semira. Gefilmd vanuit een langzaam rijdende auto, nemen we bij aanvang de onschuldige velden van Zaventem waar. In de verte passeert een vliegtuig. Samen met de monotone dichtersstem probeert Fonsny een onverschillig begin te creëren dat duidelijk iets verbergt.
Tot de auto plots, maar nog steeds langzaam, het repatriëringscentrum bereikt. Toeval of niet: het centrum werd tijdens de opnames uitgebreid. De camionettes en het opgestapelde materiaal maken de ontmenselijking nog een stukje cynischer. Een ander, tragikomisch toeval volgt in diezelfde trage passage: een bewakingsagente komt vanuit rechts in beeld en loopt dan met de auto mee. “Da’s nie toegestaan, hè”, zegt ze tweemaal belerend en nonchalant. Opnieuw treft die knagende onverschilligheid.
Die laatste uitbreiding van het centrum is een dankbaar gegeven voor de scène waarin Fonsny maquettes hanteert om de geschiedenis van het repatriëringscentrum te verbeelden. Ook bij de maquettes is er geen mogelijkheid om de mensen die erin verblijven te laten zien. Alsof ze onzichtbare poppetjes op een spelbord zijn. Ondertussen klinkt opnieuw een laagvliegend vliegtuig. Er is duidelijk alles aan gedaan om het zo traag en zo kwellend mogelijk te laten horen. Dan komt het besef: zou het vliegtuig in het begin een repatriëringsvliegtuig zijn? Hoeveel nog levende Semira’s zouden erin zitten?
Dit pijnlijke Belgische drama is ondertussen meer dan twintig jaar geleden. Toch blijft Semira’s noodlot brandend actueel, en doet het denken aan de verstikkingsdood van de zwarte Amerikaan George Floyd. De documentaire vermeldt zelf op het einde het geval van Mawda, de peuter die – ook toevallig tijdens de opnames – werd doodgeschoten in een achtervolging van haar smokkelaar op de Belgische snelweg. Het is een gevaarlijke link die als porrende politieke commentaar de feilloze vertolking van het geval van Adamu een beetje overschaduwt, omdat er zo wordt gesuggereerd dat er evenveel opzet in het spel was. Al stemt het vooral tot nadenken.
A l’usage des vivants kaart de criminele en verstikkende migratiepolitiek aan. Meer dan een herinnering aan gisteren is het een oproep voor vandaag om te strijden tegen nodeloze grenzen, en voor de rechten van migranten in ons land.